-
1 hij liet zich het eten goed smaken
hij liet zich het eten goed smakenDeens-Russisch woordenboek > hij liet zich het eten goed smaken
-
2 smaken
1 [smaak hebben] avoir le goût (de)2 [lekkere smaak hebben] être bon3 [indruk teweegbrengen] sentir (qc.)♦voorbeelden:1 hoe smaakt het? • c'est bon?hij liet zich het eten goed smaken • il mangea de bon appétitwat smaken die vruchten lekker! • ces fruits sont vraiment délicieux!melig smaken • avoir un goût farineuxnaar iets smaken • avoir le goût de qc.dat smaakt naar meer • ça a un goût de revenez-yhet begint haar weer te smaken • l'appétit lui revientdat zal smaken! • ça promet!de koffie scheen hem niet te smaken • le café ne semblait pas lui plaireII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:het genoegen smaken om … • avoir le plaisir de …de vrijheid smaken • goûter la liberté -
3 smaken
1 [smaak hebben] taste2 [lekkere smaak hebben] taste/be good/nice3 [indruk teweegbrengen] be to one's taste♦voorbeelden:1 hoe smaakt het? • how does it taste?het smaakt goed bij lamsvlees • it goes well with lambnaar iets smaken • taste of something2 heeft het gesmaakt, meneer/mevrouw? • did you enjoy your meal, sir/madam?dat zal smaken! • that ought to go down well1 [genieten] taste♦voorbeelden:1 het genoegen smaken om … • taste the pleasure of … -
4 er wel ingaan
er wel ingaan〈 goed smaken〉 ne pas refuser (qc.) 〈 aanslaan〉 -
5 ingaan
2 [+ op][aandacht besteden aan] réagir (à)3 [+ op][positief reageren] accéder à4 [beginnen] commencer♦voorbeelden:een deur ingaan • entrerde verkeerde deur ingaan • se tromper de portewij gingen de duinen verder in • nous nous enfonçâmes dans les dunesik zag hem het huis ingaan • je le vis entrer dans la maisonde stad ingaan • aller en villede nieuwe week ingaan • aborder la nouvelle semaineeen weg ingaan • s'engager dans un chemin2 ergens niet op ingaan • laisser qc. de côténader ingaan op een kwestie • traiter une question plus à fondingaan tegen • s'opposer à3 gretig op iets ingaan • sauter sur qc.ingaan op een verzoek • accéder à une demande -
6 sentir
sentir [sãtier]1 voelen ⇒ gewaarworden, zich bewust zijn van, merken5 proeven ⇒ smaken (naar), de smaak hebben van♦voorbeelden:1 sentir la fatigue • moe zijn, zich moe voelenfaire sentir qc. à qn. • iemand iets doen voelen, doen begrijpenfaire sentir à qn. que • iemand duidelijk maken datse faire sentir • merkbaar worden, zich doen geldenje sentis la colère me gagner • ik voelde dat ik boos werdje sens à quel point cela a dû être difficile • ik besef hoe moeilijk dat moet zijn geweestne pas pouvoir sentir qn. • iemand niet kunnen luchten (of zien)à cause de son rhume il ne sent plus rien • vanwege zijn verkoudheid ruikt hij niets meer3 sentir bon, mauvais • lekker, vies ruiken, stinkenfromage qui sent fort • kaas die sterk ruiktil sent des pieds • zijn voeten stinkence poisson commence à sentir • die vis begint te stinken2 voelbaar, merkbaar zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 alors, tu ne te sens plus? • ben je niet goed wijs geworden?ne pas pouvoir se sentir • elkaar niet kunnen luchten (of zien)v1) voelen, merken2) ruiken (aan, naar)5) aanvoelen -
7 suit
n. kostuum, pak; huwelijksaanzoek; vervolging (bij rechtszaak); verzoek--------v. passen; geschikt zijn bijsuit1[ soe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (rechts)geding ⇒ proces, rechtszaak♦voorbeelden:4 criminal/civil suit • strafrechtelijke/civiele procedurebring a suit against • een aanklacht indienen tegen————————suit21 passen (bij) ⇒ geschikt zijn (voor), staan (bij)2 gelegen komen (voor) ⇒ uitkomen (voor), schikken♦voorbeelden:this colour suits her complexion • deze kleur past bij haar teintsuit someone (down) to the ground • voor iemand geknipt zijnit does not suit his purpose • het komt niet in zijn kraam te pasII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 voldoen ⇒ aanstaan, bevredigen♦voorbeelden:suit someone's needs • aan iemands behoeften voldoensuit the qualifications • aan de vereisten voldoensuit yourself! • ga je gang maar!; moet je zelf weten! -
8 наслаждаться
vgener. smaken, zwelgen, aan (iets) te gast gaan (åäîé), ergens in grasduinen (чем-л.), genieten, genieten van (чем-л.), zich te goed doen, zich vergasten (aan-÷åì-ô.), zich vermeien (in-÷åì-ô.), zijn hart aan (iets) ophalen, zijn hart ophalen -
9 наслаждаться
vgener. smaken, zwelgen, aan (iets) te gast gaan (åäîé), ergens in grasduinen (чем-л.), genieten, genieten van (чем-л.), zich te goed doen, zich vergasten (aan-÷åì-ô.), zich vermeien (in-÷åì-ô.), zijn hart aan (iets) ophalen, zijn hart ophalen
См. также в других словарях:
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Speise — 1. Alle Speise schmeckt einem Hungrigen wohl. Bei Tunnicius (340): Alle spysen smaken dem hungergen. (Omnia ieiunae sunt quam dulcissima fauci.) 2. As de Spyse minnert, so mehret de Hungere. – Körte, 5626. 3. Aufgewärmte Speise, Aerzte, die nicht … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Buch — 1. An ein schlechtes Buch macht man keine silbernen Clausuren. 2. Aus einem leeren Buche kann man keine Weisheit lesen. 3. Buch macht nicht klug. Nämlich nicht immer und nicht unter allen Umständen. Holl.: Al te goed boek man, zelden een kloek… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon